ETHIEK EN DE CONDITIES

VERKLARENDE WOORDENLIJST
BIJ DE CURSUS
aangifte:

in het Nederlands recht is een aangifte het melden van een strafbaar feit (misdrijf of overtreding) bij een politiemedewerker. Puur wettelijk gezien is een aangifte een verzoek aan de officier van justitie om tot strafrechtelijke vervolging van de dader(s) over te gaan.

achterhoudsel:

een onuitgesproken, niet bekendgemaakte overtreding tegen een morele code waaraan een persoon is gebonden; een overt die een persoon heeft gepleegd waar hij of zij niet over praat. Ieder achterhoudsel komt na een overt.

Algemeen Directeur:

leidinggevend directeur; directeur die lid is van de raad van bestuur.

Aristoteles:

(384–322 v.Chr.) Grieks filosoof, onderwijzer en wetenschapper. Zijn werk omvat alle takken van menselijke kennis die toen bestond, waaronder logica, ethiek, natuurwetenschappen en politiek.

auditing:

een speciale vorm van persoonlijke counseling, uniek in Scientology, die een individu helpt om naar zijn eigen bestaan te kijken en zijn vermogen verbetert om te confronteren wat hij is en waar hij is. Auditing is een precieze, grondig gesystematiseerde activiteit met exacte procedures.

bevestigen:

(iemand) een bevestiging geven. Zie ook bevestiging.

bevestiging:

iets dat wordt gezegd of gedaan om iemand anders te laten weten dat zijn bewering of daad opgemerkt, begrepen en ontvangen is.

communicatielijn:

de lijn of route waarlangs een communicatieboodschap van de ene persoon naar de andere reist.

condities:

een van de staten van opereren of bestaan die een organisatie, een deel ervan of een individu doorloopt. Bij elke conditie hoort een exacte volgorde van stappen die gedaan moeten worden, een formule genaamd, die kan worden gebruikt om van de huidige conditie naar een andere, hogere conditie te gaan, die beter is voor het voortbestaan.

dramatiseren:

imiteren, tot uitdrukking brengen of handelen zoals een acteur zou doen die zijn opgedragen rol speelt.

drijfveer:

een drijfveer is een drang tot voortbestaan op een bepaald gebied van het leven. Er zijn acht drijfveren: de eerste, zelf; de tweede, seks en het gezin; de derde, groepen; de vierde, de mensheid; de vijfde, levensvormen; de zesde, het fysisch universum; de zevende, spirituele wezens; en de achtste, het Opperwezen.

ethiek:

de acties die een individu ten aanzien van zichzelf neemt om bepaald gedrag te corrigeren of een situatie waar hij mee te maken heeft, omdat een en ander in strijd is met de idealen en het belang van zijn groep. Het is iets persoonlijks. Wanneer iemand ethisch is of “zijn ethiek ‘in’ heeft”, is dat uit eigen beweging en wordt dat door hemzelf gedaan.

filistijnen:

komt van “naar de filistijnen gaan”: kapot gaan, onbruikbaar worden.

geallieerden:

een groep van 26 naties, inclusief Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en de Sovjet Unie, die zich verzetten tegen de Asmogendheden, (Duitsland, Italie en Japan) die tijdens de Tweede Wereldoorlog samen vochten.

goddelijk gelijk:

een verwijzing naar het goddelijk gelijk van de koningen, het geloof dat koningen en koninginnen een door God gegeven recht hadden om te heersen, dat ze niets verkeerd konden doen en alleen verantwoording aan God verschuldigd waren voor hun daden en niet aan de mensen waarover ze heersten. Figuurlijk gebruikt.

gradiënt:

de geleidelijke benadering van iets, stap voor stap, het ene niveau na het andere, waarbij het volbrengen van elke stap en het behalen van elk niveau op zichzelf vrij gemakkelijk is, zodat uiteindelijk erg moeilijke, gecompliceerde activiteiten betrekkelijk gemakkelijk kunnen worden volbracht. De term gradiënt is ook van toepassing op elk van de stappen die bij een dergelijke benadering worden genomen.

grondgedachte:

het centrale of meest belangrijke punt of thema van iets.

heimelijk:

in het geheim, weggestopt, verborgen of schuilgehouden, niet openlijk gedaan of getoond.

Hitler:

Adolf Hitler (1889–1945), Duits politiek leider in de twintigste eeuw, die ervan droomde een superras te creëren dat gedurende duizend jaar als het Derde Duitse Rijk zou heersen. Na in 1933 met geweld als dictator in Duitsland de macht te hebben gegrepen, begon hij de Tweede Wereldoorlog (1939–1945), onderwierp hij een groot deel van Europa, en vermoordde hij miljoenen joden en anderen die hij als “minderwaardig” beschouwde. Hitler pleegde in 1945 zelfmoord toen Duitsland zo goed als verslagen was.

hypothetische:

van de aard van, berustend op een hypothese, niet zeker; veronderstellend.

jojoën:

(steil) omhooggaan en (steil) naar beneden; stijgen en dalen. mensen die jojoën gaan vooruit en dan weer achteruit. Het gaat goed met hen en dan weer niet, en dan gaat het weer wel goed met hen en vervolgens weer niet. Dat is jojoën.

kinine:

een bitter smakend medicijn dat wordt gebruikt om bepaalde vormen van malaria (een infectieziekte die dodelijk kan zijn als deze niet wordt behandeld) te behandelen.

kleur:

algemene aard; karakter.

laarzen:

figuurlijk, een positie of toestand. De zinsnede is een variatie op de uitdrukking in iemands schoenen gaan staan, wat betekent, de plaats innemen van de bezitter; om zijn werk of positie en verplichtingen of verantwoordelijkheden succesvol over te nemen.

leer de kneepjes van het vak:

de speciale procedures of technieken voor iets; de gebruikelijke acties of praktijken van een gebied of veld, etc. manier waarop je te werk gaat of hoe je bepaalde dingen doet.

levensomstandigheden:

de omstandigheden die iemands leven meebrengt.

lokalisatieproces:

een soort auditing die iemand helpt zichzelf te oriënteren en die hem of haar in communicatie brengt met zijn of haar omgeving.

lopende zaak:

een activiteit die floreert en op maximale capaciteit opereert.

materieel:

alle dingen die gebruikt worden of nodig zijn in een bedrijf, of voor een activiteit (het personeel daarbij niet meegerekend).

mensenheugenis, sinds:

al heel lang.

mock-up maken, een:

iets maken of creeëren. een mock-up is gewoon iets wat iemand maakt of creëert. De term is militair van oorsprong en verwijst naar het vervaardigen van modellen of voorwerpen zoals tanks, vliegtuigen, enz., die gemaakt werden om een kunstmatige voorstelling te creëren van de echte situatie.

motivator:

een agressieve of destructieve daad die de persoon of één van de drijfveren te verduren krijgt. De reden dat het een “motivator” heet, is omdat iemand ertoe wordt aangezet om het aangedane te vergelden – het vormt de “motivatie” tot een nieuwe overt.

onethisch:

met onethisch bedoelen we dat iemand bij een daad of situatie betrokken is of iets doet wat strijdig is met de idealen, de hoogste belangen en het voortbestaan van zijn drijfveren.

ontmockt:

maakt van iets niets.

openlijk:

niet in het geheim.

overt:

een schadelijke daad of een overtreding van de morele code van een groep. Een overt is niet alleen maar schade toebrengen aan iets of iemand anders; een overt is iets doen of verzuimen iets te doen, waardoor het minste goed wordt gedaan voor het kleinste aantal drijfveren dan wel de meeste schade wordt berokkend aan het grootste aantal drijfveren.

overtreding:

een daad die de wet of een morele code overtreedt.

passeren:

iemand passeren betekent: aan de juiste terminal in een hiërarchie voorbijgaan.

Plato:

(ca. 427–347 v.Chr.) Grieks filosoof en leermeester uit Athene. In 387 v.Chr. stichtte hij een filosofische school die bekendstond als de Academie wat later de eerstbekende universiteit in de geschiedenis werd.

Pythagoras:

(582-500 v.Chr.) Grieks filosoof en wiskundige die een school stichtte in zuid-Italië waar de nadruk werd gelegd op de studie van muzikale harmonie en meetkunde en die werd beschouwd als eerste echte wiskundige.

reactieve verstand:

bank, dat deel van het verstand dat op een stimulus-respons basis werkt (wanneer het een zekere impuls krijgt, geeft het automatisch een bepaalde respons); het staat niet onder de controle van de wil van de persoon en het oefent kracht en invloed uit op zijn bewustzijn, doelen, gedachten, lichaam en handelingen. Een bank is een opslagplaats voor informatie, zoals die bij de eerste computers, waarbij de gegevens ooit op een reeks kaarten, die een bank werden genoemd, werden opgeslagen.

rechtspleging:

bestaat uit de maatregelen die de groep neemt ten opzichte van het individu, wanneer het individu nalaat zelf ethiekmaatregelen te nemen.

sadisme:

gedrag waarbij iemand plezier beleeft aan het mentaal of fysiek pijnigen van anderen.

slecht daglicht:

in de problemen.

Socrates:

(470?–399 v.Chr.) Grieks filosoof en leermeester, die geloofde dat goed gedrag op kennis was gebaseerd en dat slecht gedrag op onwetendheid is gebaseerd. Hij spoorde zijn Griekse collega's aan om na te denken over de belangrijkste dingen in het leven, het morele karakter van hun zielen en de zoektocht naar kennis over morele ideeën zoals rechtspraak.

status-belust:

een sterk verlangen hebben naar een bepaalde status, aanzien willen genieten.

uit eigen beweging:

keuzevrijheid; vrijheid om een beslissing te kunnen nemen; het vermogen om zelf te bepalen wat men doet of gaat doen.

verteren:

onaangenaam vinden; niet gemakkelijk feiten of ideeën accepteren.

vruchteloos:

zonder resultaat, zonder succes.

zijndheid:

conditie of staat van zijn; bestaan. Zijndheid wordt gedefinieerd als het aannemen van een identiteitscategorie. Zijndheid wordt door iemand zelf aangenomen, wordt hem door iemand gegeven, of wordt verworven. Voorbeelden van zijndheid zijn iemands naam, iemands beroep, iemands lichamelijke eigenschappen, iemands rol in een spel – elk van die dingen zou men iemands zijndheid kunnen noemen.