PRAKTIJKOPDRACHT
Oefen Woordverheldering door hardop lezen. Zoek een andere student of een vriend om deze oefening mee te doen. Een van beiden is dan student A en de ander student B. Beslis wie student A zal zijn en wie student B.
a. Student A (in de rol van Woordverhelderaar) geeft Woordverheldering aan student B over de volgende alinea, met behulp van hardop lezen. Gebruik hierbij een eenvoudig woordenboek.
De vlugge bruine vos sprong over de luie hond. De hond moest de kippen bewaken, maar was in slaap gevallen. De vos sloop het kippenhok in zonder dat iemand het merkte.
Student B (in de rol van Woordverhelderaar) geeft nu weer Woordverheldering aan student A over de volgende alinea’s, met behulp van hardop lezen. Gebruik hierbij een eenvoudig woordenboek.
Zodra de kippen hem zagen begonnen ze allemaal tegelijk een geweldig kabaal te maken. De vos moest heel vlug zijn; hij greep de kip die het dichtste bij was bij haar nek en sloop het kippenhok uit.
Student A (in de rol van Woordverhelderaar) geeft Woordverheldering aan student B over de volgende alinea’s, weer met behulp van hardop lezen. Gebruik hierbij een eenvoudig woordenboek.
De boerin kwam het huis uit hollen toen ze het kabaal hoorde, terwijl ze zich afvroeg wat er in hemelsnaam met haar kippen aan de hand zou kunnen zijn. Ze zag de vos met de kip in de nabijgelegen bossen verdwijnen.
d. Student B (in de rol van Woordverhelderaar) geeft nu weer Woordverheldering aan student A over de volgende alinea’s, met behulp van hardop lezen. Gebruik hierbij een eenvoudig woordenboek.
Ze begon hard te schreeuwen en zocht naar de hond die als voornaamste taak had dit soort gebeurtenissen te voorkomen. De hond keek heel beschaamd. De boerin besteedde er de volgende minuten aan hem een enorme uitbrander te geven voor zijn apathische gedrag.
e. Student A (in de rol van Woordverhelderaar) geeft Woordverheldering aan student B over de volgende alinea, met behulp van hardop lezen. Gebruik hierbij een eenvoudig woordenboek.