OPDRACHT >> 10. Lees: “Organiseren en Petten”

ORGANISEREN EN PETTEN

Het organiseerbord laat zien hoe er georganiseerd wordt om een product te krijgen.

Bijgevolg is een bord dus een organisatorische stroomkaart van opeenvolgende producten die door terminals in serie worden geproduceerd.

We zien deze terminals als “functies” of posities.

Elk ervan is een pet.

De term pet is een jargon voor de titel en het werk van een functie in een organisatie. Ontleend aan het feit dat in vele beroepen, zoals bij de spoorwegen, de soort pet die wordt gedragen, kenmerkend is voor het werk. Zo draagt bijvoorbeeld een conducteur een conducteurspet – hij heeft de passagiers onder zijn hoede en knipt de kaartjes.

Er is een organisatorische stroomlijn langs deze petten.

Het hele bord bij elkaar genomen, resulteert in een product.

Het product van elke pet op het bord draagt bij aan het totale product.

Het Uitwerken

De verspilling van mensen vanwege het feit dat er geen Organiseerbord is en het productieverlies, rechtvaardigen elke hoeveelheid inspanning om een passend Organiseerbord uit te werken, bekend te maken en te gebruiken.

De Mens gebruikt instinctief een Organiseerbord en protesteert tegen het ontbreken ervan. De meest onervaren rekruut die aan boord van een schip komt, veronderstelt het bestaan van een organiseerbord; als er dan geen een is opgehangen, dan verwacht hij toch zeker dat er een organiseerbord bekend is. Hij veronderstelt dat er iemand is die de boel leidt en dat de verschillende activiteiten onder verschillende mensen vallen. Als er geen Organiseerbord bekend is, protesteert hij. Hij voelt zich ook onzeker omdat hij niet weet waar hij in deze organisatie op zijn plaats is.

Zo goed als alle opstanden worden door mensen uitgevoerd die zijn buitengesloten en niet op het Organiseerbord van het land voorkomen. Hierin schuilt zoveel waarheid dat in de Verenigde Staten kort geleden deze belachelijke gebeurtenis plaatsvond. De president ontdekte dat hij “professionele steuntrekkers” had. Bepaalde mensen hadden de status van “afhankelijk van de regering” aangenomen en gaven dit op als hun beroep. Het was natuurlijk een nietszeggende functie. En omdat het door de regering niet als een functie werd erkend, ontstonden er een paar opstootjes.

De inspanning om erbij te horen of er deel van uit te maken, wordt door een Organiseerbord duidelijk gemaakt. Iemand zonder functie is er behoorlijk beroerd aan toe. Iemand met een onwerkelijke functie voelt zich een bedrieger of een mislukking.

Het moreel wordt dan ook door de kwaliteit van een Organiseerbord, of de afwezigheid daarvan, aanzienlijk beïnvloed.

De globale test voor de groep echter is de economische levensvatbaarheid ervan, waarmee bedoeld wordt het vermogen om te groeien, uit te breiden, zich te ontwikkelen, enz. Economische levensvatbaarheid hangt af van het hebben van een aanvaardbaar product. Groepen die geen aanvaardbaar product hebben, zullen het waarschijnlijk niet redden.

De hoeveelheid en de aanvaardbaarheid van een product hangen voor een groot deel af van een werkbaar Organiseerbord dat bekend is. Dit is zelfs waar voor een individueel product.

Een individu of een kleine groep heeft, om ook maar iets te bereiken, een heel exact Organiseerbord nodig. Het vreemde is dat hoe kleiner de groep is, hoe essentiëler het Organiseerbord is. Toch zijn het zeer waarschijnlijk juist individuen en kleine groepen die er geen een hebben. Grote groepen vallen uiteen zonder een Organiseerbord en met een slecht Organiseerbord komt hun economische levensvatbaarheid in gevaar.

De kwaliteit van een product, gewoonlijk alleen gezien als afhankelijk van individuele vaardigheid, hangt voor een enorm groot deel af van het organiseerbord. Een ongeregelde troep mensen die bijvoorbeeld een bepaald product probeerde te maken, moest zich doodwerken, werd doodmoe, maakte onderling ruzie en maakte een volledig onaanvaardbaar product voor bijna de dubbele kosten. Toen slechts een derde deel was georganiseerd, nog steeds zonder gepaste werktijden, nog steeds grotendeels ongetraind, begonnen ze acceptabele producten te leveren met ongeveer de helft van de inspanning – dus zelfs enige vorm van organiseren werkte.

De hoeveelheid van het product en de kwaliteit hangt volkomen en totaal af van het organiseerbord, de petten en het gebruik ervan. Je kunt mensen eindeloos opleiden, maar als ze niet volgens een bruikbaar Organiseerbord opereren, zullen ze nog steeds slechte producten leveren of slechts in kleine hoeveelheden.

Wanneer er geen bekend en reëel Organiseerbord aanwezig is, kun je mislukking verwachten. En gebrek aan kennis over het onderwerp organiseren, moet dan op elk punt worden goedgemaakt door pure genialiteit.

Dus om überhaupt wat te fabriceren, om welk product dan ook te verbeteren, het moreel te ondersteunen en het werk rechtvaardig te verdelen en te zorgen dat het ook nog wat voorstelt, moet men een reëel Organiseerbord hebben dat bekend is.

Dus is de vraag, hoe maak je er een?

Petten

Een Organiseerbord bestaat uit petten.

De definitie van een pet is de “zijndheid en doendheid die een product verkrijgen”. (Een zijndheid is het aannemen of het kiezen van een bepaalde categorie van identiteit. Doendheid is de handeling waarbij een bepaalde actie of activiteit uitgevoerd wordt.)

Laten we eens naar een trein kijken:

De machinist die zijn machinistenpet draagt, heeft de titel van machinist. Dat is zijn zijndheid.

Hij accepteert opdrachten, let op signalen en algemene omstandigheden, bedient hefbomen en kleppen om de werking van zijn locomotief te reguleren en om te starten, te veranderen en te stoppen. Dat is de doendheid.

Hij brengt de passagiers en/of de vracht van de trein van de ene plaats naar de andere, op een veilige manier en volgens de dienstregeling. Het product is een verplaatste trein en lading.

Dus hoe komen we er nu achter dat er een pet is die we machinist noemen?

Omdat mensen voortdurend bestaande functies accepteren of zien, zullen ze zich in het begin, als je iemand vraagt om een Organiseerbord uit te denken, wellicht niet realiseren dat je aan zo iemand vraagt om de juiste functies te verzinnen.

Ze hoeven niet te bedenken waar “machinist” voor staat. Iedereen weet dat “een machinist de trein bestuurt”.

Maar wat nu als je dit niet wist? Dan zou je er dus achter moeten komen.

Je zou het op de volgende manier doen. Je zou het op de volgende manier kunnen uitdenken.

Het idee ontstaat door de gedachte dat mensen en goederen over land moeten worden verplaatst. Of dat een nieuw gebied dat wordt opgebouwd, transport nodig heeft van mensen en goederen ernaartoe en ervandaan.

Ah. Dit zal in een economische structuur economisch levensvatbaar zijn, want mensen zullen ervoor betalen om zichzelf en hun goederen te verplaatsen.

Treinen kunnen dat.

Laten we dus treinen gaan gebruiken.

Door het regelen van de financiën (of door vooruitbetaling) en het verkrijgen van een concessie voor het recht van overweg, wordt de spoorlijn aangelegd, en worden er locomotieven, wagons, stations en reparatieloodsen voor locomotieven gebouwd.

Nu komt er naar voren dat iemand de trein moet besturen. Dus kunnen we maar beter iemand inhuren om die trein te besturen.

En zo wordt dus de functie van machinist in het leven geroepen.

Hoe worden we ons hier dus bewust van? Omdat we een product moeten hebben van verplaatste mensen en goederen. Dat was wat we in de eerste plaats probeerden te doen.

Vandaar de pet van machinist.

Veronderstel nu eens even dat we dus helemaal geen Organiseerbord hadden.

De pet van de machinist zou de enige pet zijn. Dus hij haalt het geld voor de kaartjes op, leidt het station, repareert zijn locomotief, koopt de brandstof, laadt de wagons, verkoopt de aandelen....

Wacht es. Als de machinist dat allemaal zou doen dan zou er het volgende gebeuren:

1. Hij zou uitgeput raken.

2. Hij zou een verschrikkelijk humeur hebben.

3. Zijn machinerie zou er de brui aan geven.

4. Hij zou brokken kunnen maken.

5. Het materieel van de spoorwegen waar geen aandacht aan zou kunnen worden geschonken, zou uit elkaar vallen.

6. Hij zou een lage productie hebben.

7. Zijn product zou onregelmatig en slecht zijn, omdat hij zich niet aan een dienstregeling zou kunnen houden.

8. Al heel snel zou er geen spoorweg meer zijn.

Laten we dat nu eens “oplossen” zoals in het verleden is gedaan.

Laten we iemand voor elk station aanstellen en zeggen: “Zo, dat is voor elkaar!”

Wel, het zou nog steeds een puinhoop zijn.

Laten we dus nog maar wat meer machinisten aannemen en wat extra stationschefs, en meer machinisten, en meer stationschefs... om dan met een verwarde bende, loonkosten die de spuigaten uitlopen en een waardeloos product komen te zitten. Dat is trouwens hoe overheden het doen. En laten we hier ook gelijk even aantekenen dat de huidige overheden rampspoed als enige product hebben.

Nee, we moeten dit op een heel andere manier oplossen.

We zullen niets bereiken en geen zinnig Organiseerbord krijgen – en er zal niets werken of economisch levensvatbaar zijn – tenzij WE OP DE JUISTE MANIER DE PRODUCTEN TELLEN EN ER PETTEN VOOR ONTWIKKELEN OM ZE TE KRIJGEN.

Wanneer we dat hebben gedaan, kunnen we de petten op een Organiseerbord op een dusdanige manier ordenen, dat er een organisatorische stroming ontstaat en er gezagskanalen en communicatiekanalen zijn; en daarmee hebben we dan ons Organiseerbord.

Je kunt geen Organiseerbord uitwerken, voordat je je producten hebt geteld!

Naarmate de hoeveelheid toeneemt, schat je in hoeveel subproducten er voor het eindproduct nodig zijn en koppelt daar dan een pet aan.

De kwaliteit van het uiteindelijke product hangt af van een realistisch Organiseerbord en petten, allebei volledig, realistisch en goed geleerd en de functies UITGEVOERD.

Laten we nu eens bekijken hoe je een uiteindelijk product onderverdeelt in de subproducten die samengevoegd, het eindproduct vormen.

We hebben het eindproduct van een spoorweg – rendabel verplaatste ladingen. Hoeveel kleinere producten gaan er in het grote product?

Je hebt hier te maken met machinerie. Elke machine heeft twee producten: (a) de machine zelf in goede operationele staat, (b) het product van de machine. Een onderhoudsmonteur en een bankwerker en een toezichthouder van de werkplaats, hebben allemaal een product dat onder (a) valt. Dat is alleen voor de machine, de locomotief.

Onder (b) hebben we wat de machine zelf produceert (in het geval van een locomotief, voortgetrokken wagons).

We zien hier dus twee belangrijke producten – en deze kunnen weer worden onderverdeeld in kleinere producten, die eerder op de weg naar het eindproduct worden gemaakt.

Er is zelfs nog een eerder product – gekochte locomotieven. En weer een eerder product dan dat – financiën voor de uitrusting.

Wat de lading zelf betreft – een afgeleverde lading die uiteindelijk wordt geaccepteerd door een geadresseerde – als je de volgorde terugspoort vind je een product: opgeslagen vracht. En dáárvoor – uitgeladen vracht. En dáárvoor – verplaatste vracht. En dáárvoor – geladen vracht. En dáárvoor – vracht klaargemaakt voor verzending. En dáárvoor – verworven vrachtcontracten. En dáárvoor – geplaatste advertenties, zichtbaar voor het publiek. En dáárvoor – onderzoek naar de vrachtbehoefte van het publiek. En dáárvoor – onderzoek naar activiteiten die vrachtdiensten vereisen.

Elk van deze producten is een pet op zich.

Als we dit nog eens nader bekijken, dan zien we dat er geen kosten of inkomen mee gemoeid zijn, dus is er geen sprake van economische levensvatbaarheid. Vandaar dat we op nog een product komen, namelijk het geld dat nodig is om de organisatie te laten voortbestaan, om haar rekeningen te betalen, om de middelen aan te schaffen ten behoeve van toekomstige productie, enzovoorts. Dit product heeft natuurlijk eerdere petten. Sommige mensen (en veel leidinggevenden) denken niet productgericht. Ze denken dat het geld het bedrijf komt aanwaaien of dat het uit de TV komt. Ze kunnen zich de volgorde van het product niet indenken die nodig is om inkomen te verkrijgen. Dus gaan ze op de fles en verhongeren. Er gaan altijd flink wat producten aan het product INKOMEN vooraf. Gefixeerde mensen fixeren zich gewoon op het geld zelf, ze beschikken niet over een bepaalde productvolgorde en gaan bankroet of ze zijn arm.

Iemand moet een wenselijk product hebben dat voor een hoger bedrag wordt verkocht dan dat het kostte om het te maken, en hij moet het verkopen en het leveren om geld te hebben.

Zelfs in socialisme of communisme moet de “hoe bedruipt het zichzelf”-vraag begrepen en beantwoord worden, en de productvolgorde moet worden geïdentificeerd, op een organiseerbord worden gezet en er moeten petten worden toegewezen. In zo’n geldloze samenleving moet het maken van een Organiseerbord veel nauwkeuriger gebeuren. Geld voegt er namelijk flexibiliteit aan toe. Gebrek aan flexibiliteit als een werkzame factor zorgt voor problemen die moeilijk zijn op te lossen.

conditie of staat van zijn; bestaan. Zijndheid heeft ook betrekking op het aannemen of kiezen van een bepaalde identiteit. Zijndheid wordt door iemand zelf uitgekozen, of aan iemand gegeven of wordt na een bepaalde inspanning door iemand bereikt. Voorbeelden van zijndheid zijn iemands naam, beroep, lichamelijke eigenschappen, iemands rol in een spel – elk van die dingen zou men iemands zijndheid kunnen noemen.

het uitvoeren van een bepaalde handeling of activiteit.

vergunning van overheidswege (met uitsluiting van anderen) tot de aanleg van werken of het verrichten van diensten van openbaar nut.

het recht om het land van een ander te betreden.

bewijs van eigendom dat iemand een stukje van een bedrijf bezit. Dit wordt aandeel genoemd (gelijke delen waarin het aandelenkapitaal van een bedrijf is verdeeld). Aandelen maken de koper mede-eigenaar van het bedrijf, wat gewoonlijk resulteert in dividend (geld uitbetaald aan aandeelhouders), stemrecht, enzovoort.

een persoon aan wie is iets geadresseerd, geleverd of opgedragen is.

een politieke theorie of politiek systeem waarbij alle eigendommen en rijkdommen in een klasseloze maatschappij in het bezit zijn van alle leden (arbeiders) van die maatschappij. Er wordt op uitgebreide schaal en op een negatieve manier controle uitgeoefend over persoonlijke vrijheden, waarbij de rechten van het individu aan de kant worden gezet ten behoeve van de collectieve behoeften van de massa.