OPDRACHT >> 13. Lees: “Het Proces voor Communicatie met het Lichaam”

HET PROCES VOOR COMMUNICATIE MET HET LICHAAM

Het Proces voor Communicatie met het Lichaam wordt gebruikt als een persoon langdurig uit-communicatie met zijn lichaam is geweest, zoals na een ziekte of verwonding, of wanneer de persoon gedurende lange tijd inactief is geweest.

Het Proces voor Communicatie met het Lichaam vervangt of verandert touch-assisten of contact-assisten op geen enkele manier. Wanneer een persoon gewond is geraakt of als hij bepaalde gebieden van het lichaam heeft waarvoor een Assist nodig is, moet de Touch-assist of de Contact-assist worden gebruikt.

Dit proces mag pas gedaan worden nadat alle noodzakelijke medische zorg of andere noodzakelijke Assisten hebben plaatsgevonden. Het wordt niet in plaats daarvan gedaan.

De doelstelling van het proces is de persoon in staat te stellen de communicatie met zijn lichaam opnieuw tot stand te brengen.

Procedure

1. De persoon ligt op zijn rug op een bank, bed of stretcher. Het doen van deze assist op het lichaam met de kleding aan, maar wel met de schoenen verwijderd, geeft toereikende resultaten. Knellende kledingstukken, zoals stropdassen of strak zittende riemen, moeten worden afgedaan of losgemaakt. Het is niet nodig om kledingstukken uit te doen, behalve als het gaat om zware of dikke kleding.

In het geval dat er meer dan één sessie van dit proces wordt gegeven, kan de ligging van het lichaam gevarieerd worden door de persoon tijdens de verschillende sessies afwisselend op zijn rug of op zijn buik te laten liggen.

2. Gebruik als opdracht “Voel mijn handen”. (In het geval dat u slechts één hand oplegt, gebruikt u “Voel mijn hand”.)

Door uw handen op verschillende plaatsen te leggen en de persoon ze te laten voelen, kan je iemand die ziek of gewond is, in betere communicatie met zijn lichaam brengen.

3. Leg het doel van dit proces uit aan de persoon en vertel hem in het kort wat u gaat doen.

4. Laat de persoon zijn ogen dicht doen. Leg vervolgens uw handen op zijn schouders met een stevige maar niet harde greep – overleg met de persoon hoe stevig – en geef hem de opdracht.

5. Als de persoon geantwoord heeft dat hij dat gedaan heeft, geef hem dan een bevestiging.

6. Leg uw handen op verschillende plaatsen van het lichaam, waarbij u de opdracht geeft en de persoon iedere keer wanneer hij heeft geantwoord bevestigt. Raak de borstkas aan, de voorkant van de borstkas, de zijkanten van de borstkas, beide kanten van de bovenbuik, vervolgens met één hand kloksgewijs over de buik. (Kloksgewijs, omdat dit de richting van de doorstroming is in de dikke darm.) Ga met beide handen door op de lendenen, één hand aan elke zijde waarbij u de persoon stevig enigszins optilt; de heupen zijn wat beniger – u geeft daar een wat steviger druk, één hand op elke heup, vervolgens gaat u met beide handen langs één been naar beneden tot de knie, en dan met beide handen langs het andere been naar beneden tot de knie, dan terug naar het eerste been en naar beneden over de kuit, het lagere deel van de kuit, de enkel, de voet en de tenen en langs het andere been naar beneden vanaf de knie tot de tenen.

Werk vervolgens naar boven langs opeenvolgende plaatsen naar de schouders toe, langs elke arm helemaal naar beneden tot en met de vingers, leg beide handen op de achterzijde van de nek, een aan elke kant, de zijkanten van het gezicht, het voorhoofd en het achterhoofd, de zijkanten van het hoofd, en vervolgens weer naar de uiteinden van het lichaam.

Een oneindige variatie van plaatsing van de handen wordt afgeraden, alsook natuurlijk bij beide geslachten de genitale gebieden of de billen, en de borsten bij een vrouw. Het proces wordt omhoog en omlaag over het lichaam uitgevoerd, in de richting van de lichaamsuiteinden.

Soms, zelfs al zo vroeg als vanaf de eerste opdracht), zal je merken dat er iets bij de persoon gebeurt. Het zou een communicatievertraging kunnen zijn, een lichte blos op het gezicht, een somatiek of zenuwtrek van het lichaam. Dat vertelt je dat er een communicatie vrijgekomen is en je vraagt aan de persoon: “Wat gebeurt er?”

De persoon beschrijft dan wat er zojuist gebeurde of wat er gebeurt. Je houdt dan je handen in positie met precies dezelfde druk terwijl de persoon aan het vertellen is. De communicatie wordt bevestigd en je gaat verder met het proces.

7. Het proces wordt voortgezet tot de persoon een goede verandering ervaart, een cognitie krijgt en zeer goede indicatoren heeft. Op dat punt kan de assist worden beëindigd. Zeg tegen de persoon: “Einde van de assist”.

Men moet niet met een assist doorgaan voorbij een cognitie en zeer goede indicatoren.

de tijdsperiode gedurende welke auditing plaatsvindt, wordt een auditingsessie genoemd. Zie ook auditing in deze Verklarende Woordenlijst.