Men kan veilig aannemen dat er, wat een situatie betreft, altijd wel iets is wat de persoon kan
Dit is een principe dat de basis vormt voor een oplossing voor velen die overweldigd zijn door hun omgeving.
Een sociaal werker bezoekt bijvoorbeeld Mevrouw Smidt in haar flat. Mevrouw Smidt heeft ontzaglijk veel problemen en ze vertelt ze aan de sociaal werker: haar man is altijd dronken en brengt nooit geld binnen en de meubels zijn allemaal kapot en de kinderen hebben geen kleren en het is onmogelijk om het huis schoon te houden, enzovoorts.
De sociaal werker kan echt voet aan de grond krijgen als hij iets kan vinden wat de persoon die hij probeert te helpen kan confronteren, en als hij de persoon ertoe kan brengen daar dan werkelijk iets aan te doen. Hoewel dit heel eenvoudig en onbetekenend klinkt, is de bruikbaarheid die het heeft enorm.
Mensen die werkzaam zijn op sociaal gebied, slagen er meestal niet in simpelweg te beoordelen welke problemen betrekking hebben op de situatie, en dan iets te doen aan die problemen waar iets aan gedaan kan worden en waar iemand van kan confronteren er iets aan te doen. Het gevolg is dus uiteindelijk dat de sociaal werker tekortschiet, want hij geeft nooit iemand iets aan wat die persoon kan doen.
De goed bedoelende sociaal werker zegt: “Wat u moet doen, mevrouw Smidt, is deze woning helemaal opruimen en van onder tot boven poetsen en schrobben – we hebben u tenslotte schoonmaakmiddelen gegeven. En zorg ervoor dat uw kinderen er netjes uitzien en trek ze die mooie nieuwe kleren aan die we u hebben gestuurd. En nu zal ik eens een hartig woordje spreken met uw man over dat drinken.”
Ook al zou mevrouw Smidt het hele huis hebben schoongemaakt en de kinderen in schone kleren hebben gestoken, toch gaan zij en de sociaal werker op dit punt met ruzie uit elkaar. Hij heeft haar zojuist iets verteld waarvan zij uit ervaring weet dat het niet kan worden gedaan. Niemand kan haar man aanspreken over zijn drinkgedrag. Volgens haar zou zelfs een grootscheepse aanval van het Amerikaanse leger niets aan het drankprobleem van meneer Smidt kunnen doen. Vanaf dit punt zal er niets van wat de sociaal werker zegt of doet ook maar enig effect hebben op mevrouw Smidt.
Maar veronderstel nu eens dat de sociaal werker zorgvuldig naar mevrouw Smidt had geluisterd en vervolgens het principe wel had toegepast en haar iets in behandeling had gegeven dat ze werkelijk kon confronteren. Hij zou gedurende hun gesprek opgemerkt kunnen hebben dat mevrouw Smidt een asbak had geleegd voor zijn sigaret. Dan zegt hij tegen haar: “Ik zal je vertellen wat ik zou doen. Ik zou er beetje bij beetje mee beginnen, en dan zou ik het huis opgeruimd krijgen. Waarom zorg je er niet voor dat de asbakken leeg blijven?” Misschien wordt ze zelfs boos op hem, maar als de sociaal werker vertrekt, zal mevrouw Smidt door het huis lopen en de asbakken legen.
Als men iemands instemming wil krijgen dat hij of zij iets zal gaan afhandelen, dan is het van wezenlijk belang iets te vinden waarvan de persoon de afhandeling kan confronteren. Het eerste niveau van hulp is “Er moet iets aan gedaan worden”, en het tweede niveau bevat het element “wat je kan doen”. Wanneer men de persoon iets opdraagt wat hij of zij kan confronteren en werkelijk gedaan kan krijgen, begint men hem het idee te geven dat de situatie kan worden aangepakt. En voor je het weet heb je kans dat mevrouw Smidt het idee begint te krijgen dat ze zelfs iets kan doen om haar echtgenoot te laten stoppen met drinken.
Iemand iets opdragen waarvan hij of zij kan confronteren het te doen, is een principe dat enorm bruikbaar is op vele gebieden.
Mensen weten vaak niet hoe ze verder moeten in het leven. Ze weten dat ze in het leven geen vooruitgang kunnen maken, dat het überhaupt onmogelijk is ergens beter in te zijn. Maar wanneer men dit gegeven gebruikt, zou men gemakkelijk aan kunnen tonen, zelfs aan een grote groep, dat het mogelijk is om ergens beter in te worden. Dat zou op de volgende manier moeten worden gedaan:
Geef aan de persoon die je wilt helpen, om te beginnen dit advies: “Maak een korte lijst van de problemen die je in het leven hebt en zet die op papier.”
Vraag hem, als hij dat gedaan heeft: “Welk ervan is voor jou het makkelijkst te confronteren? Schrijf dat maar op.”
Zeg vervolgens tegen hem: “Wat weet je absoluut zeker dat je kunt doen aan dat laatste wat je hebt opgeschreven. Zet dat op papier.”
En als laatste zegt je tegen hem: “Prima, zie je wat je onder aan de bladzijde hebt opgeschreven? Doe het!”
De toepassing van dit principe kan voor mensen een enorme steun zijn – op het gebied van sociaal werk, bij het leiden van groepen, in het onderwijs, bij het geven van lezingen, en op vele andere gebieden.
Als je mensen iets vertelt over problemen waarvan ze weten dat ze er niets aan kunnen doen, kun je geen enthousiasme van hen verwachten om er daadwerkelijk iets aan te doen.
Noch het probleem waar je op wijst, noch de oplossing die je voorstelt, mogen uitgaan boven het vermogen tot confronteren van de persoon tot wie je je richt. Er is niets zo gemakkelijk om door te geven als een idee, maar het idee mag geen inbreuk maken op het vermogen om te confronteren van degene van wie verwacht wordt dat hij het uitvoert.
De volgorde is: Wat is de situatie? Welk deel van de situatie is eventueel te confronteren? En aan welk gedeelte van die situatie wil iemand iets doen?
De meeste mensen stoppen met het geven van adviezen omdat de adviezen die ze geven nooit worden opgevolgd. Maar als iemand de regels zou volgen die hier worden gegeven, zou hij zeer succesvol zijn als adviseur.
Aangezien datgene wat die mensen gevraagd wordt om te doen door hen kan worden geconfronteerd, zullen ze in staat zijn hun problemen aan te pakken en daarin succesvol te zijn. Als gevolg daarvan zullen ze meer moeilijkheden kunnen zien en confronteren, en zal de bovengenoemde reeks herhaald kunnen worden. Wanneer de algemene situatie opnieuw wordt bekeken, zal blijken dat ze er een beter idee over hebben gekregen welk deel van hun problemen eventueel kan worden geconfronteerd.
De enige moeilijkheid die men tegen kan komen, is dat mensen soms met te veel zelfvertrouwen van start gaan en, net als een baby die net heeft leren lopen, razendsnel door de kamer gaan rennen. Jammer genoeg vallen ze meestal zo ongeveer bij de derde stap al op hun gezicht. Ze kunnen overdreven ambitieus worden. Daar moet men rekening mee houden en de persoon waarschuwen met: “Doe op dit ogenblik niet meer dan dat.”
Als je je tot taak stelt om (1) vlug een schatting te maken van wat de persoon denkt dat er aan schort; vervolgens (2) uit te zoeken welk punt ervan hij kan confronteren; dan (3) uit te zoeken wat hij gaat doen aan het punt dat hij meent te kunnen aanpakken; en vervolgens (4) er voor zorgt dat hij het doet, en als je er op dat moment op staat dat dat punt wordt gedaan, zul je elke keer instemming krijgen, met een hoofdletter I.
onder ogen zien zonder terug te deinzen of te ontwijken. Het vermogen om te confronteren is in wezen het vermogen om er op je gemak te zijn en waar te nemen.